Bertone
-
- Regelmatige poster
- Berichten: 184
- Lid geworden op: zo 8 sep, 2019 20:25
Re: Bertone
De eend en “Poisson d’avril”.
In Frankrijk gaat de viering van 1 april – want zo kun je het daar wel noemen: “viering” - gepaard met het toepassen van onuitwisbare gebruiken.
Een april wordt daar geassocieerd met vis en in het bijzonder met makreel “maquereau” en laat dat woord nu net ook het “kooswoordje” voor souteneur zijn, een badjakker in graten- en schubbenkostuum.
Door middel van mijn door menigeen als ziekelijke nieuwsgierigheid bestempelde aandacht voor gebruiken, vernam ik toen we in TourTour waren, dat als een pas getrouwde jongeling vroeger de euvele moed had om zijn verse eega te bedriegen, hij dan getrakteerd werd op een niet meer zo verse makreel die aan de klopper van zijn voordeur werd gehangen. De vreemdganger werd op die manier voor de op roddel en achterklap beluste dorpsbewoners gekwalificeerd als iemand waar een geurtje aanzat en ging vanaf dat moment door het leven als pooier.
In de zestiende eeuw, tijdens het bewind van Karel de zoveelste, werd niet een april, maar een januari omgedoopt tot de eerste dag van het jaar, waarna vervolgens Paus Gregorius (weet ik veel de hoeveelste?), de Juliaanse kalender bekrachtigde en de hele christelijke wereld oplegde om het nieuwe jaar te laten starten op een januari.
De bevolking was de kluts kwijt, de een was al vrolijk in het nieuwe jaar aan ’t stommelen, terwijl de ander nog triest in het verleden was ondergedompeld. De verwarring mondde uit in verstandsverbijsteringen die gaandeweg in grappen overgingen.
Zo konden wij in TourTour onze nieuwsgierigheid laven aan de vele verhalen die in de rumoerige dorpskroeg werden verteld. Als we binnen stapten zag je aan de gefronste, nadenkende wenkbrauwen wie van plan was een fruitige anekdote voor het beschonken voetlicht te brengen.
Het sociale leven in het kleine typische Franse dorpje speelde zich af op en rond het dorpsplein, al zeker als er wat te vieren was zoals op een april.
Er stond een enorme logge tractor op het dorpsplein en er hing een groot bord aan, je kon een fantastische prijs winnen als je met wat voor een voertuig of domme kracht dan ook die onverzettelijke tractor van zijn plaats kon krijgen. De tractor had geen handrem en moest zich op eigen motorkracht staande houden. Het logge ding was wel zo geplaatst dat er hoogstens 2 tractoren voor konden worden gespannen.
Je kunt het zelf wel invullen, niemand kreeg het ding van zijn plaats.
Toen kwam er een nietige deux chevaux de markt oprijden, vol gehangen met makreel. Het touw waarmee de eend de tractor wel eens even zou wegslepen was eigenlijk veel te dun.
Er werd schamper gelachen, maar dat verstomde al gouw. De tractor moest zoveel gas geven om niet van zijn plaats te worden gesleept, dat hij enorm begon te roken, het plein was weldra ondergedompeld in rook. De eend sleepte het tegensputterende gevaarte van zijn plaats alsof het een speelgoedtractor was.
Zonder iets te zeggen stapte de chauffeur van de eend uit en liep op de door hem verdiende prijs af, een mand vol met aan de streek gerelateerde lekkernijen, die hij zonder op of om te kijken in zijn eend zette.
De sleepkabel ging weer in de achterbak.
Nog steeds onverstoord reed hij langs de tractor met zijn arm uit het klapraampje, draaide het bord om en verdween uit Tourtour.
“1 April” stond op het bord en de tractorchauffeur haalde de rookmachine uit zijn tractor, het publiek in vervoering achterlatend.
Groet
Theo
In Frankrijk gaat de viering van 1 april – want zo kun je het daar wel noemen: “viering” - gepaard met het toepassen van onuitwisbare gebruiken.
Een april wordt daar geassocieerd met vis en in het bijzonder met makreel “maquereau” en laat dat woord nu net ook het “kooswoordje” voor souteneur zijn, een badjakker in graten- en schubbenkostuum.
Door middel van mijn door menigeen als ziekelijke nieuwsgierigheid bestempelde aandacht voor gebruiken, vernam ik toen we in TourTour waren, dat als een pas getrouwde jongeling vroeger de euvele moed had om zijn verse eega te bedriegen, hij dan getrakteerd werd op een niet meer zo verse makreel die aan de klopper van zijn voordeur werd gehangen. De vreemdganger werd op die manier voor de op roddel en achterklap beluste dorpsbewoners gekwalificeerd als iemand waar een geurtje aanzat en ging vanaf dat moment door het leven als pooier.
In de zestiende eeuw, tijdens het bewind van Karel de zoveelste, werd niet een april, maar een januari omgedoopt tot de eerste dag van het jaar, waarna vervolgens Paus Gregorius (weet ik veel de hoeveelste?), de Juliaanse kalender bekrachtigde en de hele christelijke wereld oplegde om het nieuwe jaar te laten starten op een januari.
De bevolking was de kluts kwijt, de een was al vrolijk in het nieuwe jaar aan ’t stommelen, terwijl de ander nog triest in het verleden was ondergedompeld. De verwarring mondde uit in verstandsverbijsteringen die gaandeweg in grappen overgingen.
Zo konden wij in TourTour onze nieuwsgierigheid laven aan de vele verhalen die in de rumoerige dorpskroeg werden verteld. Als we binnen stapten zag je aan de gefronste, nadenkende wenkbrauwen wie van plan was een fruitige anekdote voor het beschonken voetlicht te brengen.
Het sociale leven in het kleine typische Franse dorpje speelde zich af op en rond het dorpsplein, al zeker als er wat te vieren was zoals op een april.
Er stond een enorme logge tractor op het dorpsplein en er hing een groot bord aan, je kon een fantastische prijs winnen als je met wat voor een voertuig of domme kracht dan ook die onverzettelijke tractor van zijn plaats kon krijgen. De tractor had geen handrem en moest zich op eigen motorkracht staande houden. Het logge ding was wel zo geplaatst dat er hoogstens 2 tractoren voor konden worden gespannen.
Je kunt het zelf wel invullen, niemand kreeg het ding van zijn plaats.
Toen kwam er een nietige deux chevaux de markt oprijden, vol gehangen met makreel. Het touw waarmee de eend de tractor wel eens even zou wegslepen was eigenlijk veel te dun.
Er werd schamper gelachen, maar dat verstomde al gouw. De tractor moest zoveel gas geven om niet van zijn plaats te worden gesleept, dat hij enorm begon te roken, het plein was weldra ondergedompeld in rook. De eend sleepte het tegensputterende gevaarte van zijn plaats alsof het een speelgoedtractor was.
Zonder iets te zeggen stapte de chauffeur van de eend uit en liep op de door hem verdiende prijs af, een mand vol met aan de streek gerelateerde lekkernijen, die hij zonder op of om te kijken in zijn eend zette.
De sleepkabel ging weer in de achterbak.
Nog steeds onverstoord reed hij langs de tractor met zijn arm uit het klapraampje, draaide het bord om en verdween uit Tourtour.
“1 April” stond op het bord en de tractorchauffeur haalde de rookmachine uit zijn tractor, het publiek in vervoering achterlatend.
Groet
Theo
Laatst gewijzigd door mansvelste op vr 9 apr, 2021 16:05, 1 keer totaal gewijzigd.
Re: Bertone
Dit doet mij denken aan de besteleend van de Citroendealer uit Ste Marie aux Mines. Vlakbij het dorp was een kleine pas en hij hielp vrachtwagens over de pas te slepen met die eend in de winter. Hij had de aandrijfassen boven hun normale postitie gezet en met een ketting werden de naven aangedreven. Dus een lekkere vertraging. Daar zag je dan ook veel mensen stom verbaasd kijken. De vrachtautos kunnen tegenwoordig door een tunnel dus de eend is buiten gebruik.
diverse Citroens, wat anders.
-
- Regelmatige poster
- Berichten: 184
- Lid geworden op: zo 8 sep, 2019 20:25
Re: Bertone
AZL, wat toevallig.
Franser kan het niet.
We zijn een keer door Ste Marie aux Mines gekomen en ik kan me herinneren dat het vrij hoog lag. We verkeerden toen nog in de gelukkige omstandigheid dat we ons voortbewogen in een eend.
We logeerden in Sainte-Croix-aux-Mines en we konden maar geen restaurant ontdekken dat nog geopend was. Er liep iemand op straat of beter gezegd hij sleepte zich voort en rook naar absint. Hij wist wel een voortreffelijk restaurant, niet te ver weg.
Hij wees op een bordje dat aan een huis prijkte, zo’n honderd meter verder. De uitbater van het restaurant had blijkbaar geen behoefte aan nieuwe klandizie want de tekst moest al vele jaren geleden onleesbaar zijn geworden.
Het bordje…., trouwens niet alleen het bordje, de hele voorgevel had een uitstraling van: “Bespaar me je klandizie”.
De bevestiging van het bordje zag eruit alsof deze het elk moment kon begeven, het stukje afgebladderd blik bewoog nogal energiek mee met de wind . Wat ook weinig uitnodigend bleek te zijn voor een bezoek aan de culinaire uitspanning, was de gammele deur en de groezelige kleur van de gordijntjes.
Toch was er iets dat wél uitnodigde .
De huiskamerachtige ruimte zat hartstikke vol met Fransen en een verrukkelijke geur verwelkomde ons toen we binnen stapten. De geurpapillen voor zover dat woord bestaat raakten in een stroomversnelling.
Je snapt wat ik bedoel, ik hoef verder niets te zeggen over wat iemand zoal in verrukking kan brengen als hij een vergelijkbaar, nostalgisch, Frans restaurant binnen stapt.
De sfeer deed daar nog een schepje bovenop. Op elk tafeltje lag een geruite handdoek die op een ongedwongen, wederom typisch Franse manier, dienst deed als servet.
De vloerplanken waren eeuwen ouder dan het gebouw en klaarblijkelijk aangebracht om een nostalgische sfeer te creëren, waardoor de tafeltjes voortdurend stonden te kantelen. De verrukkelijke soep kon daardoor wel eens op andere plaatsen terecht komen dan in de mond van de aanwezigen. En daarom lag op elk tafeltje een stapeltje bierviltjes om eigener hand de tafeltjes in waterpasstand te schuiven, zodra je was aangeschoven.
De menukaart was zo te zien ’s morgens eigenhandig geschreven op een vel papier, afgescheurd van een blocnote en aangepast aan het been waarmee de kok uit bed was opgestaan. Het onvoorspelbare humeur van de kok in de ochtend, was de leidraad voor wat je ’s avonds at.
De kop van de kok trok de meeste aandacht, niet alleen door de karakteristieke uitstraling, maar eerder doordat hij enkele tanden miste in de meest opvallende hoek van zijn scheve glimlach. Die tanden waren geofferd aan hagelkogeltjes, vertelde de vrouw naast ons. Ze waren in het wild achtergebleven en hadden de ravage aangericht toen de kok wilde voorproeven van zijn gerecht. Dat proeven deed hij blijkbaar veelvuldig, gezien de omvang van zijn buik.
Zelden hebben we zo lekker gegeten.
Het nagerecht kwam hij zelf aanprijzen in een mouwloos wit onderhemd dat zijn buik niet volledig omspande.
Op de entourage was wel wat aan te merken roken we niet alleen, toen hij naast ons zat, maar dat was ook wel te zien als je om je heen keek.
De gerechten echter, waren een driesterrenrestaurant waardig en hadden geen greintje kritiek verdiend.
Er bestaan geen woorden voor een eventuele kwalificatie, de overtreffende trap van verrukkelijk zal ik maar zeggen.
Groet
Theo
P.S. Wie heeft ook een "smakelijke" ervaring gehad in Frankrijk?
Franser kan het niet.
We zijn een keer door Ste Marie aux Mines gekomen en ik kan me herinneren dat het vrij hoog lag. We verkeerden toen nog in de gelukkige omstandigheid dat we ons voortbewogen in een eend.
We logeerden in Sainte-Croix-aux-Mines en we konden maar geen restaurant ontdekken dat nog geopend was. Er liep iemand op straat of beter gezegd hij sleepte zich voort en rook naar absint. Hij wist wel een voortreffelijk restaurant, niet te ver weg.
Hij wees op een bordje dat aan een huis prijkte, zo’n honderd meter verder. De uitbater van het restaurant had blijkbaar geen behoefte aan nieuwe klandizie want de tekst moest al vele jaren geleden onleesbaar zijn geworden.
Het bordje…., trouwens niet alleen het bordje, de hele voorgevel had een uitstraling van: “Bespaar me je klandizie”.
De bevestiging van het bordje zag eruit alsof deze het elk moment kon begeven, het stukje afgebladderd blik bewoog nogal energiek mee met de wind . Wat ook weinig uitnodigend bleek te zijn voor een bezoek aan de culinaire uitspanning, was de gammele deur en de groezelige kleur van de gordijntjes.
Toch was er iets dat wél uitnodigde .
De huiskamerachtige ruimte zat hartstikke vol met Fransen en een verrukkelijke geur verwelkomde ons toen we binnen stapten. De geurpapillen voor zover dat woord bestaat raakten in een stroomversnelling.
Je snapt wat ik bedoel, ik hoef verder niets te zeggen over wat iemand zoal in verrukking kan brengen als hij een vergelijkbaar, nostalgisch, Frans restaurant binnen stapt.
De sfeer deed daar nog een schepje bovenop. Op elk tafeltje lag een geruite handdoek die op een ongedwongen, wederom typisch Franse manier, dienst deed als servet.
De vloerplanken waren eeuwen ouder dan het gebouw en klaarblijkelijk aangebracht om een nostalgische sfeer te creëren, waardoor de tafeltjes voortdurend stonden te kantelen. De verrukkelijke soep kon daardoor wel eens op andere plaatsen terecht komen dan in de mond van de aanwezigen. En daarom lag op elk tafeltje een stapeltje bierviltjes om eigener hand de tafeltjes in waterpasstand te schuiven, zodra je was aangeschoven.
De menukaart was zo te zien ’s morgens eigenhandig geschreven op een vel papier, afgescheurd van een blocnote en aangepast aan het been waarmee de kok uit bed was opgestaan. Het onvoorspelbare humeur van de kok in de ochtend, was de leidraad voor wat je ’s avonds at.
De kop van de kok trok de meeste aandacht, niet alleen door de karakteristieke uitstraling, maar eerder doordat hij enkele tanden miste in de meest opvallende hoek van zijn scheve glimlach. Die tanden waren geofferd aan hagelkogeltjes, vertelde de vrouw naast ons. Ze waren in het wild achtergebleven en hadden de ravage aangericht toen de kok wilde voorproeven van zijn gerecht. Dat proeven deed hij blijkbaar veelvuldig, gezien de omvang van zijn buik.
Zelden hebben we zo lekker gegeten.
Het nagerecht kwam hij zelf aanprijzen in een mouwloos wit onderhemd dat zijn buik niet volledig omspande.
Op de entourage was wel wat aan te merken roken we niet alleen, toen hij naast ons zat, maar dat was ook wel te zien als je om je heen keek.
De gerechten echter, waren een driesterrenrestaurant waardig en hadden geen greintje kritiek verdiend.
Er bestaan geen woorden voor een eventuele kwalificatie, de overtreffende trap van verrukkelijk zal ik maar zeggen.
Groet
Theo
P.S. Wie heeft ook een "smakelijke" ervaring gehad in Frankrijk?
Re: Bertone
In een klein dorpje aan de Loire, St. Martin meen ik, was een café daar kon s'ochtends reserveren voor het avondeten. Het was bijna altijd vol. Je kon niets bestellen maar alleen eten wat op tafel kwam. Dus alleen het gene wat mevrouw op de markt kon kopen die dag. Het was eenvoudig maar heerlijk. Naast ons lagen Engelsen. Wij vertelden hen dat we eindelijk een paar plaatsen hadden kunnen reserveren die dag. Zij zeiden dat zij de vorige avond daar gegeten hadden. Ik zei ja we hoorden iemand zingen. De man werd nogal rood en ja hij was het zelf geweest na enige wijntjes
diverse Citroens, wat anders.
-
- Regelmatige poster
- Berichten: 184
- Lid geworden op: zo 8 sep, 2019 20:25
Re: Bertone
Leuk AZL
Zou het een van de restaurants van Bocuse zijn geweest?
In die tijd was hij vaker op TV om zijn kookkunsten te doceren.
“Un peu de vin,” was zijn lijfspreuk.
Hij stond dan gebogen over een dampend pannetje ongeregeld met een fles rode wijn in zijn linker hand en een pollepel in zijn rechter. Met un peu de vin, bedoelde hij niet een scheut wijn maar een halve fles, die ging dan in het pannetje bij het gerecht. En niet één keer maar meerdere keren, omdat al gouw bleek dat niet alleen het gerecht maar ook de innerlijke mens wel wat rode wijn kon gebruiken vergat hij dat hij al meerdere keren un peu de vin had bijgevoegd.
Het was steeds weer een “smakelijk” programma en dan bedoel ik niet in de zin van lekker. We waren niet van de buis te slaan als Bocuse erop was.
Jammer genoeg is hij niet oud geworden, un peu de vin heeft hem de das om gedaan.
Groet
Theo
Zou het een van de restaurants van Bocuse zijn geweest?
In die tijd was hij vaker op TV om zijn kookkunsten te doceren.
“Un peu de vin,” was zijn lijfspreuk.
Hij stond dan gebogen over een dampend pannetje ongeregeld met een fles rode wijn in zijn linker hand en een pollepel in zijn rechter. Met un peu de vin, bedoelde hij niet een scheut wijn maar een halve fles, die ging dan in het pannetje bij het gerecht. En niet één keer maar meerdere keren, omdat al gouw bleek dat niet alleen het gerecht maar ook de innerlijke mens wel wat rode wijn kon gebruiken vergat hij dat hij al meerdere keren un peu de vin had bijgevoegd.
Het was steeds weer een “smakelijk” programma en dan bedoel ik niet in de zin van lekker. We waren niet van de buis te slaan als Bocuse erop was.
Jammer genoeg is hij niet oud geworden, un peu de vin heeft hem de das om gedaan.
Groet
Theo
Re: Bertone
Dag Theo dit verhaal doet me denken aan een kookprogramma van de Duitse TV. Hier waren steeds een man en een vrouw uit zuid-duitsland die allerhande gerechten maakten. Er waren steeds meerdere soorten wijn voorradig. Oh bij dit voorgerecht moet je deze wijn proberen, enz, enz. Bij iedere gang werd een andere wijn geschonken. Op gegeven moment hadden beiden "ee sjtuk in de bier" zoals we hier zeggen. Het verhaal werd wat onsamenhangender...
diverse Citroens, wat anders.
-
- Regelmatige poster
- Berichten: 184
- Lid geworden op: zo 8 sep, 2019 20:25
Re: Bertone
AZL 'Een stuk in de bier.' haha. Waar kom jij vandaan?
Voor kookanekdotes hoef je niet ver te gaan.
Chez Jacques was in het verleden een zeer bekend, goed restaurant in Maastricht, klein maar fijn.
Beneden werden de gasten verwelkomd met een drankje en een amuse en boven vond het spektakel op zo’n verdienstelijke wijze plaats dat Jacques ooit een ster op zijn gevel kon plakken.
Aan de overkant in de Brusselse Straat bevond zich een bescheiden frivoliteiten- en antiekzaakje “de kleine waarheid” dat niet lang heeft bestaan.
Later is die naam overgenomen door uitbaters op een ander gebied en zaken eveneens in de culinaire sfeer.
Ik ga verder geen namen noemen, want misschien leven de personen nog waarover het gaat.
De antiekzaak werd behoorlijk bezocht, niet alleen vanwege de kwaliteit van het antiek, maar meer om het vrouwtje dat het ouwe spul aanprees. Ze was het mooiste stuk uit de verzameling.
De echtgenoot van de schoonheid was jaloers en het viel hem op dat vanaf een zeker moment er niet echt meer veel te genieten viel bij zijn ega.
Ze was verliefd op een ander geworden en nog wel op een landelijk bekende persoon, wonende in het villapark van Maastricht, die vaak in de belangstelling stond van pers en TV.
De vorige man werd vriendelijk edoch dringend gevraagd het pand te verlaten.
Hij pikte dit niet en begon haar te stalken.
Doordat de nieuwe vriend van de Maastrichtse schoonheid heel wat in zijn mars had op juridisch gebied, kwam er al snel een einde aan dit stalken.
Wat nu gedaan?
Het was een zwoele zomeravond. Ik stapte het restaurant van Jacque binnen met mijn vrouw en werd zoals altijd met de nodige egards ontvangen.
De ramen van het etablissement waren open: ‘Theo hubste dat gezeen oan de euverkant?’
Mijn vrouw zag het als eerste. Op de etalageruit van de kleine waarheid stond met grote letters gekalkt: ‘DE GROTE LEUGEN.’
Het was al wat later op de avond en de meeste gasten van restaurant Chez Jaques waren al naar huis. “Ik vertel het je straks wel,” zei Jacques, ‘Ga maar naar boven.’
Het werd een fantastische, hilarische avond.
We zijn zelden zo zat geweest. Ik was zo beschonken dat ik op een gegeven moment brulde: ‘Chez kom d’r bie zitte.’ En dat deed hij met een goed gevuld glas in de hand.
Toen hij naast ons zat kregen we de kleine waarheid van de liefdesperikelen van zijn overbuurvrouw die in een grote leugen waren getransformeerd, in geuren en kleuren te horen.
Waar een Bourgondische stad groots in kan zijn.
groet
Theo
Voor kookanekdotes hoef je niet ver te gaan.
Chez Jacques was in het verleden een zeer bekend, goed restaurant in Maastricht, klein maar fijn.
Beneden werden de gasten verwelkomd met een drankje en een amuse en boven vond het spektakel op zo’n verdienstelijke wijze plaats dat Jacques ooit een ster op zijn gevel kon plakken.
Aan de overkant in de Brusselse Straat bevond zich een bescheiden frivoliteiten- en antiekzaakje “de kleine waarheid” dat niet lang heeft bestaan.
Later is die naam overgenomen door uitbaters op een ander gebied en zaken eveneens in de culinaire sfeer.
Ik ga verder geen namen noemen, want misschien leven de personen nog waarover het gaat.
De antiekzaak werd behoorlijk bezocht, niet alleen vanwege de kwaliteit van het antiek, maar meer om het vrouwtje dat het ouwe spul aanprees. Ze was het mooiste stuk uit de verzameling.
De echtgenoot van de schoonheid was jaloers en het viel hem op dat vanaf een zeker moment er niet echt meer veel te genieten viel bij zijn ega.
Ze was verliefd op een ander geworden en nog wel op een landelijk bekende persoon, wonende in het villapark van Maastricht, die vaak in de belangstelling stond van pers en TV.
De vorige man werd vriendelijk edoch dringend gevraagd het pand te verlaten.
Hij pikte dit niet en begon haar te stalken.
Doordat de nieuwe vriend van de Maastrichtse schoonheid heel wat in zijn mars had op juridisch gebied, kwam er al snel een einde aan dit stalken.
Wat nu gedaan?
Het was een zwoele zomeravond. Ik stapte het restaurant van Jacque binnen met mijn vrouw en werd zoals altijd met de nodige egards ontvangen.
De ramen van het etablissement waren open: ‘Theo hubste dat gezeen oan de euverkant?’
Mijn vrouw zag het als eerste. Op de etalageruit van de kleine waarheid stond met grote letters gekalkt: ‘DE GROTE LEUGEN.’
Het was al wat later op de avond en de meeste gasten van restaurant Chez Jaques waren al naar huis. “Ik vertel het je straks wel,” zei Jacques, ‘Ga maar naar boven.’
Het werd een fantastische, hilarische avond.
We zijn zelden zo zat geweest. Ik was zo beschonken dat ik op een gegeven moment brulde: ‘Chez kom d’r bie zitte.’ En dat deed hij met een goed gevuld glas in de hand.
Toen hij naast ons zat kregen we de kleine waarheid van de liefdesperikelen van zijn overbuurvrouw die in een grote leugen waren getransformeerd, in geuren en kleuren te horen.
Waar een Bourgondische stad groots in kan zijn.
groet
Theo
-
- Regelmatige poster
- Berichten: 184
- Lid geworden op: zo 8 sep, 2019 20:25
Re: Bertone
De berenkuil van Maastricht.
Wie kent het niet uit zijn of haar jeugd, het lied: “ik zag twee beren broodjes smeren, oh dat was een wonder….” Maar dat gezegd hebbende:
Wie haalt het in hemelsnaam in zijn ‘harsens’ om in Maastricht een berenkuil aan te leggen.
Rond 1920 heette het niet in de eerste plaats om broodjes te smeren dat er zo nodig twee beren naar Maastricht moesten worden gehaald. Het smoesje dat de doorslag had gegeven om het onzalige idee erdoor te drukken was ingegeven door een raadslid, hij stelde zijn idee voor als niet alleen een toeristische vruchtbare daad maar ook voor de economie van de stad zelf zou het een vruchtbare daad zijn, omdat er met beide beren gefokt kon worden en jonge beertjes waren in die tijd goed te verhandelen. Het project betaalde zich dan zelf.
Dus voltrok zich het wonder.
Het jaar daarvoor had circus Hagenbeck met veel succes Maastricht aangedaan en de berenact had zoveel tongen losgemaakt dat men op het idee kwam om het Aldenhofpark te verrijken met een modern berenverblijf bovenop de eeuwenoude overblijfselen die Maastricht tot een belangrijke, historische stad maken.
Circusdirecteur Wilhelm Hagenbeck was het er om persoonlijke- maar ook egoïstische redenen volkomen mee eens dat Maastricht aan een dergelijke attractie toe was en had in zijn Hamburgse stallen wel een geschikt paartje over om daarmee de stad Maastricht te verblijden en als zogenaamd minder belangrijke bijkomstigheid zijn bankrekening te spekken met maar liefs zo’n 1500 gulden, in zijn overtuiging een schijntje voor twee vruchtbare beren, maar in werkelijkheid een Godsvermogen voor die tijd.
De oude vestingwerken van het Bastion Wilhelmina met de aangrenzende, historische, ondergrondse kazematten waren een geschikte ondergrond voor de kooi die aanvankelijk uit tralies bestond en later rond 1970 in een kuil werd getransformeerd.
Een nachtverblijf werd gerealiseerd in een dicht gemetseld gedeelte van een van de kazematten. Er werd gefluisterd dat het ‘baldakijn’ van tralies boven de kooi werd gelast om zelfmoordenaars van eventuele lugubere voornemens af te houden. Men was van mening dat het voedsel voor de alleseters bij oud brood moest blijven.
Maar tot overmaat van ramp voor het economische gedeelte van de ingeving van het raadslid, vormden de beren geen paartje toen ze werden afgeleverd. Dat had niets te maken met de geaardheid maar met het geslacht, beide beren waren mannetjes.
Er bestond toentertijd wereldwijd een gebrek aan vrouwtjes bij de in gevangenschap levende beren, waarvan de Maastrichtse Raad geen weet had, dus gokte goocheme Wilhelm uit Hamburg (zo gaat het verhaal) dat het bedrog niet uit zou komen en stuurde de stad twee bruine mannetjes, de een wat groter dan de andere om de verwarring vooralsnog gaande te houden.
Het voedsel bestond uit oud brood gedoneerd door de gezamenlijke Maastrichtse bakkers, maar in de 2de wereldoorlog kwam men erachter dat met de voedselbenodigdheden voor twee beren een heel weeshuis in leven kon worden gehouden .
Dus werd er voorzichtig geïnformeerd bij het ‘Ouwehands dierenpark’ of ze geïnteresseerd waren in twee massa’s brood verslindende bruine kostgangers. Het dierenpark wilde wegens niet nader te noemen omstandigheden de gulle gift aan zich voorbij laten gaan en vervolgens werd er besloten dat de bruintjes moesten worden afgemaakt.
De Maastrichtse bevolking stak daar een stokje voor, dan nog maar wat meer honger lijden. De uitzonderlijke inwoners van de stad hadden inmiddels een onuitwisbaar plekje ingenomen in de harten van de Maastrichtenaren en de berenkuil bleef op velerlei verzoek bevolkt of misschien beter gezegd 'bebeerd'.
In 1950 werd er een nieuw koppeltje beren gekocht van Klant’s dierentuin in Valkenburg en nu werd er op toegezien dat er wel een vrouwtje bij was. Het duurde enkele jaren, maar toch werden er twee schattige beertjes geboren die door vader Max te zeer werden aanbeden. Hij knuffelde ze geregeld iets te ‘hardklauwig’ waardoor ze het niet overleefden.
Zijn vaderschap en de hieraan gekoppelde onbeheersbare liefde resulteerden elke keer weer in een ramp voor de borelingen.
Dit doet me denken aan bepaalde tranentrekkende gebeurtenissen in het boek “Mice and Men’ van John Steinbeck.
Groet
Theo
Wie kent het niet uit zijn of haar jeugd, het lied: “ik zag twee beren broodjes smeren, oh dat was een wonder….” Maar dat gezegd hebbende:
Wie haalt het in hemelsnaam in zijn ‘harsens’ om in Maastricht een berenkuil aan te leggen.
Rond 1920 heette het niet in de eerste plaats om broodjes te smeren dat er zo nodig twee beren naar Maastricht moesten worden gehaald. Het smoesje dat de doorslag had gegeven om het onzalige idee erdoor te drukken was ingegeven door een raadslid, hij stelde zijn idee voor als niet alleen een toeristische vruchtbare daad maar ook voor de economie van de stad zelf zou het een vruchtbare daad zijn, omdat er met beide beren gefokt kon worden en jonge beertjes waren in die tijd goed te verhandelen. Het project betaalde zich dan zelf.
Dus voltrok zich het wonder.
Het jaar daarvoor had circus Hagenbeck met veel succes Maastricht aangedaan en de berenact had zoveel tongen losgemaakt dat men op het idee kwam om het Aldenhofpark te verrijken met een modern berenverblijf bovenop de eeuwenoude overblijfselen die Maastricht tot een belangrijke, historische stad maken.
Circusdirecteur Wilhelm Hagenbeck was het er om persoonlijke- maar ook egoïstische redenen volkomen mee eens dat Maastricht aan een dergelijke attractie toe was en had in zijn Hamburgse stallen wel een geschikt paartje over om daarmee de stad Maastricht te verblijden en als zogenaamd minder belangrijke bijkomstigheid zijn bankrekening te spekken met maar liefs zo’n 1500 gulden, in zijn overtuiging een schijntje voor twee vruchtbare beren, maar in werkelijkheid een Godsvermogen voor die tijd.
De oude vestingwerken van het Bastion Wilhelmina met de aangrenzende, historische, ondergrondse kazematten waren een geschikte ondergrond voor de kooi die aanvankelijk uit tralies bestond en later rond 1970 in een kuil werd getransformeerd.
Een nachtverblijf werd gerealiseerd in een dicht gemetseld gedeelte van een van de kazematten. Er werd gefluisterd dat het ‘baldakijn’ van tralies boven de kooi werd gelast om zelfmoordenaars van eventuele lugubere voornemens af te houden. Men was van mening dat het voedsel voor de alleseters bij oud brood moest blijven.
Maar tot overmaat van ramp voor het economische gedeelte van de ingeving van het raadslid, vormden de beren geen paartje toen ze werden afgeleverd. Dat had niets te maken met de geaardheid maar met het geslacht, beide beren waren mannetjes.
Er bestond toentertijd wereldwijd een gebrek aan vrouwtjes bij de in gevangenschap levende beren, waarvan de Maastrichtse Raad geen weet had, dus gokte goocheme Wilhelm uit Hamburg (zo gaat het verhaal) dat het bedrog niet uit zou komen en stuurde de stad twee bruine mannetjes, de een wat groter dan de andere om de verwarring vooralsnog gaande te houden.
Het voedsel bestond uit oud brood gedoneerd door de gezamenlijke Maastrichtse bakkers, maar in de 2de wereldoorlog kwam men erachter dat met de voedselbenodigdheden voor twee beren een heel weeshuis in leven kon worden gehouden .
Dus werd er voorzichtig geïnformeerd bij het ‘Ouwehands dierenpark’ of ze geïnteresseerd waren in twee massa’s brood verslindende bruine kostgangers. Het dierenpark wilde wegens niet nader te noemen omstandigheden de gulle gift aan zich voorbij laten gaan en vervolgens werd er besloten dat de bruintjes moesten worden afgemaakt.
De Maastrichtse bevolking stak daar een stokje voor, dan nog maar wat meer honger lijden. De uitzonderlijke inwoners van de stad hadden inmiddels een onuitwisbaar plekje ingenomen in de harten van de Maastrichtenaren en de berenkuil bleef op velerlei verzoek bevolkt of misschien beter gezegd 'bebeerd'.
In 1950 werd er een nieuw koppeltje beren gekocht van Klant’s dierentuin in Valkenburg en nu werd er op toegezien dat er wel een vrouwtje bij was. Het duurde enkele jaren, maar toch werden er twee schattige beertjes geboren die door vader Max te zeer werden aanbeden. Hij knuffelde ze geregeld iets te ‘hardklauwig’ waardoor ze het niet overleefden.
Zijn vaderschap en de hieraan gekoppelde onbeheersbare liefde resulteerden elke keer weer in een ramp voor de borelingen.
Dit doet me denken aan bepaalde tranentrekkende gebeurtenissen in het boek “Mice and Men’ van John Steinbeck.
Groet
Theo
-
- Regelmatige poster
- Berichten: 184
- Lid geworden op: zo 8 sep, 2019 20:25
Re: Bertone
Maffia-eend
Mijn vrouw en ik wandelen vaak door Maastricht, zij op een opvouwbare scootmobiel en ik te voet ernaast, waarbij het voor haar een crime is om de valkuilen tussen de kinderkoppen te omzeilen. Zo'n vervoermiddel voor invaliden heeft veel te kleine wieltjes.
Mijn kleinzoon schept er dan een genoegen in om op haar schoot te klimmen en tussen de obstakels door te slalommen. Het besturen van een vervoermiddel gaat hem al goed af, zo goed dat ik de sleutel van mijn auto wijselijk verstop als hij er is.
Wat ons dan opvalt: Maastricht verzuipt in de eenden als het mooi weer is, zowel ronkend en rokend op de weg als peddelend en druk snaterend op het water in de uitnodigende parken.
Het mooie weer verzet de zinnen en maakt heel wat los bij mens en dier. De onweerstaanbare stad toont op zulke gezegende dagen in het bijzonder haar bevallige glimlach.
Om de haverklap komen we een deux chevaux tegen, Maastricht is ermee verguld. Ik kan het nooit nalaten om er dan omheen te dralen.
Afgelopen weekeinde kwamen we er een tegen waarvan alle merktekens en bewijzen dat het om een citroen deux chevaux ging waren verwijderd. De auto was verlaagd, de ramen geblindeerd.
De motorkap was door een handige plaatwerker getransformeerd in een Rolls Royce neus. De lak was bewust in één sessie gespoten, de blanke lak hadden ze weggelaten. Een matte eend zou je kunnen zeggen, maar dan wel niet figuurlijk bedoeld want de angstaanjagende potentie spoot ervan af.
Mijn kleinzoon die ook al gek is op Maastricht en die de leeftijd heeft waarop kleinkinderen de leukste opmerkingen maken, vroeg zich af of het om een maffia-eend ging.
Ik klopte op de statige gril…, kunststof!
Nooit eerder heb ik zoveel glansarme wansmaak op wielen gezien. Ik zal er dan ook verder geen woorden aan besteden. Mijn vrouw heeft een foto gemaakt, die hebben jullie nog tegoed, zodra ik weet hoe het werkt om ze bij te voegen.
Maar, ik denk dat de zuiderlingen onder de leden de wanstaltige auto wel zullen kennen.
Of zou het kunnen zijn dat het hier gaat om een vorm van ironie die niet iedereen herkent? Indien de emotie ironie aan de uitzonderlijke huisvlijt vooraf is gegaan, dan zou je het project zelfs als origineel kunnen bestempelen.
Groet
Theo
Mijn vrouw en ik wandelen vaak door Maastricht, zij op een opvouwbare scootmobiel en ik te voet ernaast, waarbij het voor haar een crime is om de valkuilen tussen de kinderkoppen te omzeilen. Zo'n vervoermiddel voor invaliden heeft veel te kleine wieltjes.
Mijn kleinzoon schept er dan een genoegen in om op haar schoot te klimmen en tussen de obstakels door te slalommen. Het besturen van een vervoermiddel gaat hem al goed af, zo goed dat ik de sleutel van mijn auto wijselijk verstop als hij er is.
Wat ons dan opvalt: Maastricht verzuipt in de eenden als het mooi weer is, zowel ronkend en rokend op de weg als peddelend en druk snaterend op het water in de uitnodigende parken.
Het mooie weer verzet de zinnen en maakt heel wat los bij mens en dier. De onweerstaanbare stad toont op zulke gezegende dagen in het bijzonder haar bevallige glimlach.
Om de haverklap komen we een deux chevaux tegen, Maastricht is ermee verguld. Ik kan het nooit nalaten om er dan omheen te dralen.
Afgelopen weekeinde kwamen we er een tegen waarvan alle merktekens en bewijzen dat het om een citroen deux chevaux ging waren verwijderd. De auto was verlaagd, de ramen geblindeerd.
De motorkap was door een handige plaatwerker getransformeerd in een Rolls Royce neus. De lak was bewust in één sessie gespoten, de blanke lak hadden ze weggelaten. Een matte eend zou je kunnen zeggen, maar dan wel niet figuurlijk bedoeld want de angstaanjagende potentie spoot ervan af.
Mijn kleinzoon die ook al gek is op Maastricht en die de leeftijd heeft waarop kleinkinderen de leukste opmerkingen maken, vroeg zich af of het om een maffia-eend ging.
Ik klopte op de statige gril…, kunststof!
Nooit eerder heb ik zoveel glansarme wansmaak op wielen gezien. Ik zal er dan ook verder geen woorden aan besteden. Mijn vrouw heeft een foto gemaakt, die hebben jullie nog tegoed, zodra ik weet hoe het werkt om ze bij te voegen.
Maar, ik denk dat de zuiderlingen onder de leden de wanstaltige auto wel zullen kennen.
Of zou het kunnen zijn dat het hier gaat om een vorm van ironie die niet iedereen herkent? Indien de emotie ironie aan de uitzonderlijke huisvlijt vooraf is gegaan, dan zou je het project zelfs als origineel kunnen bestempelen.
Groet
Theo
-
- Regelmatige poster
- Berichten: 184
- Lid geworden op: zo 8 sep, 2019 20:25
Re: Bertone
Een aantal teksten die Maastricht betreffen gaan gebruikt worden in een fotoboek. Ik plaats hier nog een keer het verhaaltje over Rode Pierre in zijn bijna definitieve vorm. Als er iemand op dit forum nog iets weet over Rode Pierre, Jef Vliegen, de Kardinaal, Rietje de Loudspieker en anderen, dan houd ik me aanbevolen.
groet
Theo
groet
Theo
-
- Regelmatige poster
- Berichten: 184
- Lid geworden op: zo 8 sep, 2019 20:25
Re: Bertone
De meest tot de verbeelding sprekende clochard van Maastricht was rode Pierre:
Welke Maastrichtenaar kende hem niet, de schrik van Quartier Latin, de altijd in het wit geklede clochard, ‘de roeie Pierre’. Wellicht kunnen enkele bezoekers van dit forum zich hem herinneren.
De bijnaam roeie Pierre hoorde bij Pierre Geijsen, weliswaar zo kaal als een biljartbal maar de naam rode Pierre had hij te danken aan zijn onverzorgde rode Catweazle baard, die opvallend contrasteerde met zijn bevlekte witte pak dat zo nu en dan op kosten van enkele kroegbazen werd gestoomd, als het weer eens zover was dat de geur van het pak zijn komst al op afstand aankondigde.
Het grootste gedeelte van zijn dagelijkse bestaan bestond uit het onwrikbaar vast geklonken zitten aan de toog van een van z’n stamcafé ‘s, ’n sigaar in de linker hand, ’n drupke (glaasje jenever) in de andere en ’n glas bier voor ‘t grijpen.
Pierre was in 1930 in Meerssen geboren en had na zijn studie aan de Jan van Eyk academie de grenzen van de stad Maastricht zelden overschreden, met uitzondering van z’n nachtelijke uitstapjes, na sluitingstijd van de Maastrichtse kroegen, naar een nachtuitspanning in Vroenhoven, net over de grens met België.
In die danstent was de inname van alcohol de gehele nacht mogelijk, tenzij niemand hem vervoer aanbood, dan bleef hij de rest van de nacht droog staan wat zijn humeur ernstig verstoorde, waarvan zijn buren de wrange vruchten plukten en hem ten einde raad maar een voorraadje jenever brachten, om tenminste die nacht nog een oog dicht te kunnen doen.
De schrik van Quartier Latin, de kroegenbuurt van Maastricht, was in 1930 geboren en stierf in 2000 in zijn eeuwige witte pak, die tweede huid werd zijn doodskleed. Zijn ambitie was een beroemd kunstenaar worden zoals Charles Eyck (een 2 CV adept) waarvan hij beweerde dat het ’n vriend was, maar de aanvankelijk wakkerende vlam van ambitie veranderde geleidelijk in een armzalig spaarvlammetje.
Zijn leven verzandde al vroeg in het aanlokkelijke drijfzand van ’n kroegenbestaan en stortte hem in ’n alcoholverslaving die hem gestaag verslond naarmate de jaren vorderden. Op zijn zeventigste sloot het drijfzand zich definitief boven hem en leste zijn dorst voor eeuwig.
Aan het einde van zijn leven mocht Pierre nog slechts in twee café’s komen. Hij strompelde van stamcafé Tribunal van Lou Grous naar stamcafé ’t Knijpke, van de flamboyante Jef Vliegen en terug, voorovergebogen in zijn verfomfaaide witte pak, angstig turend naar oneffenheden in het bonkige Maastrichtse straatplaveisel, waar hij wijdbeens, luid vloekend omheen laveerde.
De verwensingen hielden niet op want de struikelgevaren door ongelijk liggende kinderkoppen die hem volgens de strekking van de verwensingen naar het leven stonden, kenden geen einde.
De littekens en bloeduitstortingen in zijn gezicht en op zijn door drank misvormde bloemkoolneus, getuigden van de keren dat hij zwalkend van zatheid, zijn neus schond en languit “voor de keien” ging.
In café Tribunal hoorde hij bij de inboedel, maar werd vaak door Lou de uitbater buiten gezet als hij lastig werd en het vrouwvolk onfatsoenlijk bejegende door b.v. zijn duim tussen wijsvinger en middelvinger te steken in de richting van vrouwelijke bezoekers van het café die hem wel konden bevallen en met z’n bezopen stem het woord “vogelen” ( Maastrichts voor copuleren) eruit gooide.
“Hei kom ich noets mier,” waren dan z’n kwade afscheidswoorden als hij in zijn kraag werd gevat en naar buiten gegooid en z’n boze kop nog ’n keer om de deur stak “hier kom ik nooit meer.”
Maar nooit was relatief bij de welbekende heer Geijsen met de kwade dronk en het woord sorry ontbrak aan zijn vocabulaire. De volgende ochtend kwam hij dan gewoon, alsof er niets gebeurd was weer binnen stommelen om op z’n vaste plek aan de toog te klimmen, bij de draaideurtjes naar de toiletten.
Dit was de beste plek om alle vrouwen van top tot teen te bekijken omdat ze als ze naar het toilet gingen langs hem moesten, zodat hij ze dan terloops een van zijn schunnige ‘complimenten’ kon toevoegen, als Lou zijn strenge blik toevallig even had afgewend.
Hij viel niet meer op in zijn witte pak in het bruine café, als je binnen kwam, wat wél opviel was: als de plek leeg was. Het interieur oogde dan incompleet.
Pierre was voortdurend met culturele projecten in de weer, zoals het vertalen van de bijbel in ‘t Maastrichtse dialect wat hij me wilde doen geloven toen ik ‘n keer naast hem aan de bar van café Tribunal zat.
“Maastrichts zou een wereldtaal moeten zijn, de taal van de ultieme poëzie en melodieuze klankkleur, het is ’n schande dat het niet wordt onderwezen op de basisschool”, vertelde hij bloedserieus met het schuim van het bier in zijn baard. “En de Bijbel, het boek der boeken, past bij Maastricht, de stad der steden nietwaar?
Onmiskenbare kwaliteiten trekken elkaar aan, ze zoeken elkaar op, om elkaar te verrijken. Vandaar dat ik mijn bijdrage lever aan het verrijken van de Bijbel door deze te vertalen in de rijkste taal die er is. ”
Verbaasd moest ik concluderen dat hij serieus was en zijn chauvinisme niet werd geveinsd. En wat de staat der zatheid betreft: het drupke was nog vol, hoewel ik niet wist hoeveel hij er al achterover had geslagen.
Het enige project dat Pierre ooit met verve tot een einde bracht, was het proeven en becommentariëren van in welke kroeg het beste en meest perfect tot de rand gevulde “drupke” werd geschonken.
Hij ruste in vrede bij uitbater Petrus van de Hemelse Tap der Eeuwigheid, vanzelfsprekend gehuld in een vlekkeloos wit pak, zijn baard getrimd, sigaar in de linkerhand, drupke in de rechter en een glas bier voor het grijpen.
Groet Theo
Welke Maastrichtenaar kende hem niet, de schrik van Quartier Latin, de altijd in het wit geklede clochard, ‘de roeie Pierre’. Wellicht kunnen enkele bezoekers van dit forum zich hem herinneren.
De bijnaam roeie Pierre hoorde bij Pierre Geijsen, weliswaar zo kaal als een biljartbal maar de naam rode Pierre had hij te danken aan zijn onverzorgde rode Catweazle baard, die opvallend contrasteerde met zijn bevlekte witte pak dat zo nu en dan op kosten van enkele kroegbazen werd gestoomd, als het weer eens zover was dat de geur van het pak zijn komst al op afstand aankondigde.
Het grootste gedeelte van zijn dagelijkse bestaan bestond uit het onwrikbaar vast geklonken zitten aan de toog van een van z’n stamcafé ‘s, ’n sigaar in de linker hand, ’n drupke (glaasje jenever) in de andere en ’n glas bier voor ‘t grijpen.
Pierre was in 1930 in Meerssen geboren en had na zijn studie aan de Jan van Eyk academie de grenzen van de stad Maastricht zelden overschreden, met uitzondering van z’n nachtelijke uitstapjes, na sluitingstijd van de Maastrichtse kroegen, naar een nachtuitspanning in Vroenhoven, net over de grens met België.
In die danstent was de inname van alcohol de gehele nacht mogelijk, tenzij niemand hem vervoer aanbood, dan bleef hij de rest van de nacht droog staan wat zijn humeur ernstig verstoorde, waarvan zijn buren de wrange vruchten plukten en hem ten einde raad maar een voorraadje jenever brachten, om tenminste die nacht nog een oog dicht te kunnen doen.
De schrik van Quartier Latin, de kroegenbuurt van Maastricht, was in 1930 geboren en stierf in 2000 in zijn eeuwige witte pak, die tweede huid werd zijn doodskleed. Zijn ambitie was een beroemd kunstenaar worden zoals Charles Eyck (een 2 CV adept) waarvan hij beweerde dat het ’n vriend was, maar de aanvankelijk wakkerende vlam van ambitie veranderde geleidelijk in een armzalig spaarvlammetje.
Zijn leven verzandde al vroeg in het aanlokkelijke drijfzand van ’n kroegenbestaan en stortte hem in ’n alcoholverslaving die hem gestaag verslond naarmate de jaren vorderden. Op zijn zeventigste sloot het drijfzand zich definitief boven hem en leste zijn dorst voor eeuwig.
Aan het einde van zijn leven mocht Pierre nog slechts in twee café’s komen. Hij strompelde van stamcafé Tribunal van Lou Grous naar stamcafé ’t Knijpke, van de flamboyante Jef Vliegen en terug, voorovergebogen in zijn verfomfaaide witte pak, angstig turend naar oneffenheden in het bonkige Maastrichtse straatplaveisel, waar hij wijdbeens, luid vloekend omheen laveerde.
De verwensingen hielden niet op want de struikelgevaren door ongelijk liggende kinderkoppen die hem volgens de strekking van de verwensingen naar het leven stonden, kenden geen einde.
De littekens en bloeduitstortingen in zijn gezicht en op zijn door drank misvormde bloemkoolneus, getuigden van de keren dat hij zwalkend van zatheid, zijn neus schond en languit “voor de keien” ging.
In café Tribunal hoorde hij bij de inboedel, maar werd vaak door Lou de uitbater buiten gezet als hij lastig werd en het vrouwvolk onfatsoenlijk bejegende door b.v. zijn duim tussen wijsvinger en middelvinger te steken in de richting van vrouwelijke bezoekers van het café die hem wel konden bevallen en met z’n bezopen stem het woord “vogelen” ( Maastrichts voor copuleren) eruit gooide.
“Hei kom ich noets mier,” waren dan z’n kwade afscheidswoorden als hij in zijn kraag werd gevat en naar buiten gegooid en z’n boze kop nog ’n keer om de deur stak “hier kom ik nooit meer.”
Maar nooit was relatief bij de welbekende heer Geijsen met de kwade dronk en het woord sorry ontbrak aan zijn vocabulaire. De volgende ochtend kwam hij dan gewoon, alsof er niets gebeurd was weer binnen stommelen om op z’n vaste plek aan de toog te klimmen, bij de draaideurtjes naar de toiletten.
Dit was de beste plek om alle vrouwen van top tot teen te bekijken omdat ze als ze naar het toilet gingen langs hem moesten, zodat hij ze dan terloops een van zijn schunnige ‘complimenten’ kon toevoegen, als Lou zijn strenge blik toevallig even had afgewend.
Hij viel niet meer op in zijn witte pak in het bruine café, als je binnen kwam, wat wél opviel was: als de plek leeg was. Het interieur oogde dan incompleet.
Pierre was voortdurend met culturele projecten in de weer, zoals het vertalen van de bijbel in ‘t Maastrichtse dialect wat hij me wilde doen geloven toen ik ‘n keer naast hem aan de bar van café Tribunal zat.
“Maastrichts zou een wereldtaal moeten zijn, de taal van de ultieme poëzie en melodieuze klankkleur, het is ’n schande dat het niet wordt onderwezen op de basisschool”, vertelde hij bloedserieus met het schuim van het bier in zijn baard. “En de Bijbel, het boek der boeken, past bij Maastricht, de stad der steden nietwaar?
Onmiskenbare kwaliteiten trekken elkaar aan, ze zoeken elkaar op, om elkaar te verrijken. Vandaar dat ik mijn bijdrage lever aan het verrijken van de Bijbel door deze te vertalen in de rijkste taal die er is. ”
Verbaasd moest ik concluderen dat hij serieus was en zijn chauvinisme niet werd geveinsd. En wat de staat der zatheid betreft: het drupke was nog vol, hoewel ik niet wist hoeveel hij er al achterover had geslagen.
Het enige project dat Pierre ooit met verve tot een einde bracht, was het proeven en becommentariëren van in welke kroeg het beste en meest perfect tot de rand gevulde “drupke” werd geschonken.
Hij ruste in vrede bij uitbater Petrus van de Hemelse Tap der Eeuwigheid, vanzelfsprekend gehuld in een vlekkeloos wit pak, zijn baard getrimd, sigaar in de linkerhand, drupke in de rechter en een glas bier voor het grijpen.
Groet Theo
-
- Regelmatige poster
- Berichten: 184
- Lid geworden op: zo 8 sep, 2019 20:25
Re: Bertone
Het onwaarschijnlijke verhaal dat een auto gebouwd is om er een jachtuitrusting in te vervoeren.
Voor mijn huisarts die ooit mijn leven redde, heb ik een puntgave Volvo P 1800 ES uitgehaald, ook wel shooting break genoemd of Schneewittchensark. Ik heb meer dan een jaar gezocht naar een gaaf exemplaar, maar kwam in plaats van shooting - alleen maar rusting breaks tegen.
Van een Engelsman die in de buurt woont, hoorde ik dat de benaming shooting break is voortgekomen uit het vrijetijdsjargon van de Engelse adel. Buiten hun zware weinig sportieve Rollsen en Bentleys hadden de kasteelheren behoefte aan een lichte sportwagen om mee te gaan jagen. De geliefde Volvo P 1800 kreeg dus op initiatief van de Engelse landheren een elegant zusje met een verlengde carrosserie waar de jachtuitrusting in paste. De shooting break was geboren. Ik weet niet of mijn Engelse dorpsgenoot het verhaal uit zijn duim heeft gezogen.
Er staan er genoeg te koop in Nederland en iedereen is bereid om foto’s te sturen. Vervolgens krijg je dan verbaasde reacties als je zegt niet geïnteresseerd te zijn in foto’s van een glimmende carrosserie en het met siliconetroep ingesmeerde interieur, maar uitsluitend in detailfoto’s van de onderkant.
Bijna iedereen haakt dan af na dit in hun ogen onbegrijpelijke verzoek, op één persoon na. Hij kwam zelfs langs met de auto op een aanhanger geplaatst.
Tevergeefs heb ik minstens een uur besteed aan het zoeken naar niet originele lasnaden en plamuur.
Gaver als dit keiharde exemplaar uit Californië heb ik er nooit een gezien. Maar de auto reed als een “vot”, sorry voor mijn woordkeus. De motor klonk niet versleten, dat niet. De koppeling vertoonde geen kuren, ook dat was in orde en de versnellingsbak deed zijn werk voortreffelijk. Dus mijn conclusie was , dit is de auto die we niet meer moeten loslaten, ook al loopt hij beroerd.
“O.K. De auto is verkocht en kan geleverd worden zodra hij goed loopt, we zullen een contract opstellen waarin de voorwaarden worden opgenomen,” was mijn voorstel.
Maar!!!
De vorige eigenaar kreeg de auto met geen mogelijkheid goed aan ‘t lopen, vooral stationair stond het ding te schokken als een potente geitenbok, gescheiden van zijn harem. Hij had inmiddels al heel wat zogenaamde specialisten op het probleem gezet, zonder resultaat.
Ook werd een gebruikte 1,2,3 ontsteking gemonteerd in de hoop dat dan de problemen waren opgelost. Maar die elektronische opwaardering werd weer afgewaardeerd en uiteindelijk vol frustraties weggeflikkerd.
Een half jaar zijn ze bezig geweest, totdat de inmiddels wanhopige eigenaar het opgaf en ons mededeelde dat hij van het contract af wilde en de auto aan de handel ging verkopen. Ik deed een lager bod op de auto met de toezegging dat we de auto zouden kopen in de staat waarin hij op dit ogenblijk verkeerde. Twee dagen later hadden we de sportwagen al in huis.
Ik belde met een Amerikaan die ik al jaren ken en legde hem het hele verhaal uit. Hij op zijn beurt overlegde weer met een aantal “hotshots” van een bekende Volvo site en kwam met het onwaarschijnlijke advies om het vacuümslangetje van de ontsteking los te gooien en de aansluiting op het spruitstuk af te stoppen. In de voor Amerika bedoelde versie van de P 1800 was deze voorziening voornamelijk gericht op het milieu en had weinig te doen met het vervroegen van de ontsteking.
Voor een rijkere inspuiting bij koude motor, was een sensor bijgevoegd en naar zijn zeggen kwam daar zelden wat aan. Verder kwam hij met het advies om na te gaan of de bobine van de 1,2,3 ontsteking er nog op zat. “Gooi die eraf!”
De auto loopt inmiddels als een zonnetje en de vergenoegde glimlach van mijn huisarts oogt nog zonniger als hij trots voorbij rijdt in zijn elegante doodskist die eigenkijk voor Sneeuwwitje bestemd was met een jachtuitrusting voor het grijpen.
Groet
Theo
Voor mijn huisarts die ooit mijn leven redde, heb ik een puntgave Volvo P 1800 ES uitgehaald, ook wel shooting break genoemd of Schneewittchensark. Ik heb meer dan een jaar gezocht naar een gaaf exemplaar, maar kwam in plaats van shooting - alleen maar rusting breaks tegen.
Van een Engelsman die in de buurt woont, hoorde ik dat de benaming shooting break is voortgekomen uit het vrijetijdsjargon van de Engelse adel. Buiten hun zware weinig sportieve Rollsen en Bentleys hadden de kasteelheren behoefte aan een lichte sportwagen om mee te gaan jagen. De geliefde Volvo P 1800 kreeg dus op initiatief van de Engelse landheren een elegant zusje met een verlengde carrosserie waar de jachtuitrusting in paste. De shooting break was geboren. Ik weet niet of mijn Engelse dorpsgenoot het verhaal uit zijn duim heeft gezogen.
Er staan er genoeg te koop in Nederland en iedereen is bereid om foto’s te sturen. Vervolgens krijg je dan verbaasde reacties als je zegt niet geïnteresseerd te zijn in foto’s van een glimmende carrosserie en het met siliconetroep ingesmeerde interieur, maar uitsluitend in detailfoto’s van de onderkant.
Bijna iedereen haakt dan af na dit in hun ogen onbegrijpelijke verzoek, op één persoon na. Hij kwam zelfs langs met de auto op een aanhanger geplaatst.
Tevergeefs heb ik minstens een uur besteed aan het zoeken naar niet originele lasnaden en plamuur.
Gaver als dit keiharde exemplaar uit Californië heb ik er nooit een gezien. Maar de auto reed als een “vot”, sorry voor mijn woordkeus. De motor klonk niet versleten, dat niet. De koppeling vertoonde geen kuren, ook dat was in orde en de versnellingsbak deed zijn werk voortreffelijk. Dus mijn conclusie was , dit is de auto die we niet meer moeten loslaten, ook al loopt hij beroerd.
“O.K. De auto is verkocht en kan geleverd worden zodra hij goed loopt, we zullen een contract opstellen waarin de voorwaarden worden opgenomen,” was mijn voorstel.
Maar!!!
De vorige eigenaar kreeg de auto met geen mogelijkheid goed aan ‘t lopen, vooral stationair stond het ding te schokken als een potente geitenbok, gescheiden van zijn harem. Hij had inmiddels al heel wat zogenaamde specialisten op het probleem gezet, zonder resultaat.
Ook werd een gebruikte 1,2,3 ontsteking gemonteerd in de hoop dat dan de problemen waren opgelost. Maar die elektronische opwaardering werd weer afgewaardeerd en uiteindelijk vol frustraties weggeflikkerd.
Een half jaar zijn ze bezig geweest, totdat de inmiddels wanhopige eigenaar het opgaf en ons mededeelde dat hij van het contract af wilde en de auto aan de handel ging verkopen. Ik deed een lager bod op de auto met de toezegging dat we de auto zouden kopen in de staat waarin hij op dit ogenblijk verkeerde. Twee dagen later hadden we de sportwagen al in huis.
Ik belde met een Amerikaan die ik al jaren ken en legde hem het hele verhaal uit. Hij op zijn beurt overlegde weer met een aantal “hotshots” van een bekende Volvo site en kwam met het onwaarschijnlijke advies om het vacuümslangetje van de ontsteking los te gooien en de aansluiting op het spruitstuk af te stoppen. In de voor Amerika bedoelde versie van de P 1800 was deze voorziening voornamelijk gericht op het milieu en had weinig te doen met het vervroegen van de ontsteking.
Voor een rijkere inspuiting bij koude motor, was een sensor bijgevoegd en naar zijn zeggen kwam daar zelden wat aan. Verder kwam hij met het advies om na te gaan of de bobine van de 1,2,3 ontsteking er nog op zat. “Gooi die eraf!”
De auto loopt inmiddels als een zonnetje en de vergenoegde glimlach van mijn huisarts oogt nog zonniger als hij trots voorbij rijdt in zijn elegante doodskist die eigenkijk voor Sneeuwwitje bestemd was met een jachtuitrusting voor het grijpen.
Groet
Theo
-
- Regelmatige poster
- Berichten: 184
- Lid geworden op: zo 8 sep, 2019 20:25
Re: Bertone
Patina
Patina, het woord met de dubbele betekenis voor de klassiekerliefhebber.
Menige eigenaar van het doorleefde blik, die geen zin heeft in een handenbindende en geldverslindende restauratie heeft het voor de een alleszeggende – en voor de ander nietszeggende woord “Patina” dankbaar omarmd om de staat en uitstraling van zijn bezit te kwalificeren.
Je komt dan advertenties tegen zoals:
“Volvo P 1800 te koop in goede staat. Het aanwezige patina staat de auto goed en geeft het doorleefde karakter van de elegante sportwagen schitterend weer. “ Of:
“Te koop droomauto met het geliefde patina dat hem karakter geeft en de nostalgische look van de P 1800 op een voorname wijze accentueert.”
Een geïnteresseerde koper interpreteert de betekenis van patina in de regel volstrekt anders dan de aanbieder van ons aller troetelobject. Waar houdt de gewenste kwalificatie van patina op en dringt de ongewenste - in de vorm van roest en aftakeling - zich op de voorgrond ?
Bij een verkoper met een plooibaar geweten, zijn bedoelde grenzen in de regel rekbaar, zodra er geld mee gemoeid is. Om dat geweten te sussen is de aanwezige patina voor hem of haar ineens een welkome meerwaarde en maakt de eigenaar dankbaar gebruik van de in zwang geraakte uitdrukking om het verval te verbloemen.
Voor de koper van een klassieker alsook een oldtimer daarentegen, klinkt het woord patina schimmig, niet iedereen kent de ware betekenis. Het woord gooit daarom vaak een barrière op waarachter veel onzekerheden schuil gaan. De ware betekenis vervaagt en gooit vraagtekens op over de toestand onder dat patina. Hoe lang duurt het nog voordat het open scheurt en wordt opgeslokt door gulzige, gapende gaten? Hoeveel waardevermindering vertegenwoordigt dat zogenaamde waardevolle patina in werkelijkheid?
Meer dan een jaar lang ben ik op zoek geweest naar een Volvo P 1800 voor mijn huisarts, waarbij ik mijn computer zo intensief inzette dat hij geleidelijk werd gekaapt door cookies en ander computer-kidnapmateriaal. Bij elke opstartbeurt werd het scherm schaamteloos bezoedeld door talrijke beeltenissen van te koop staande Volvo ’s in alle kleuren en toestanden in heel Nederland.
Eigenaren die extra aandacht wilden trekken lieten een foto van hun P 1800 ongevraagd op irritante wijze als een knipperlicht oplichten in een hoek van het scherm. Moeilijk verkoopbare exemplaren, blijkbaar voorzien van zoveel patina, dat ze schreeuwend dienden te worden aangeprezen.
Je wil niet weten hoeveel Volvo ’s met patina er te koop staan, waarbij het patina vooral de onderkant siert. Patina in de slechte zin van de betekenis wel te verstaan.
Bestaat er ook positief patina? Wel degelijk ja, alleen wordt er dan minder behoefte aan gevoeld om er de nadruk op te leggen. Het gaat dan immers om patina in de goede zin van de betekenis, patina waarnaar niet wordt gehongerd door gulzige gaten. Patina dat door de historie waarde heeft vergaard, nostalgisch patina.
Dat ik tijdens mijn zoektocht veelvuldig dat negatieve patina tegenkwam deed me bitter concluderen:
“Er rijdt in Nederland voor duizenden uren laswerk aan patina rond”.
Groet Theo
Patina, het woord met de dubbele betekenis voor de klassiekerliefhebber.
Menige eigenaar van het doorleefde blik, die geen zin heeft in een handenbindende en geldverslindende restauratie heeft het voor de een alleszeggende – en voor de ander nietszeggende woord “Patina” dankbaar omarmd om de staat en uitstraling van zijn bezit te kwalificeren.
Je komt dan advertenties tegen zoals:
“Volvo P 1800 te koop in goede staat. Het aanwezige patina staat de auto goed en geeft het doorleefde karakter van de elegante sportwagen schitterend weer. “ Of:
“Te koop droomauto met het geliefde patina dat hem karakter geeft en de nostalgische look van de P 1800 op een voorname wijze accentueert.”
Een geïnteresseerde koper interpreteert de betekenis van patina in de regel volstrekt anders dan de aanbieder van ons aller troetelobject. Waar houdt de gewenste kwalificatie van patina op en dringt de ongewenste - in de vorm van roest en aftakeling - zich op de voorgrond ?
Bij een verkoper met een plooibaar geweten, zijn bedoelde grenzen in de regel rekbaar, zodra er geld mee gemoeid is. Om dat geweten te sussen is de aanwezige patina voor hem of haar ineens een welkome meerwaarde en maakt de eigenaar dankbaar gebruik van de in zwang geraakte uitdrukking om het verval te verbloemen.
Voor de koper van een klassieker alsook een oldtimer daarentegen, klinkt het woord patina schimmig, niet iedereen kent de ware betekenis. Het woord gooit daarom vaak een barrière op waarachter veel onzekerheden schuil gaan. De ware betekenis vervaagt en gooit vraagtekens op over de toestand onder dat patina. Hoe lang duurt het nog voordat het open scheurt en wordt opgeslokt door gulzige, gapende gaten? Hoeveel waardevermindering vertegenwoordigt dat zogenaamde waardevolle patina in werkelijkheid?
Meer dan een jaar lang ben ik op zoek geweest naar een Volvo P 1800 voor mijn huisarts, waarbij ik mijn computer zo intensief inzette dat hij geleidelijk werd gekaapt door cookies en ander computer-kidnapmateriaal. Bij elke opstartbeurt werd het scherm schaamteloos bezoedeld door talrijke beeltenissen van te koop staande Volvo ’s in alle kleuren en toestanden in heel Nederland.
Eigenaren die extra aandacht wilden trekken lieten een foto van hun P 1800 ongevraagd op irritante wijze als een knipperlicht oplichten in een hoek van het scherm. Moeilijk verkoopbare exemplaren, blijkbaar voorzien van zoveel patina, dat ze schreeuwend dienden te worden aangeprezen.
Je wil niet weten hoeveel Volvo ’s met patina er te koop staan, waarbij het patina vooral de onderkant siert. Patina in de slechte zin van de betekenis wel te verstaan.
Bestaat er ook positief patina? Wel degelijk ja, alleen wordt er dan minder behoefte aan gevoeld om er de nadruk op te leggen. Het gaat dan immers om patina in de goede zin van de betekenis, patina waarnaar niet wordt gehongerd door gulzige gaten. Patina dat door de historie waarde heeft vergaard, nostalgisch patina.
Dat ik tijdens mijn zoektocht veelvuldig dat negatieve patina tegenkwam deed me bitter concluderen:
“Er rijdt in Nederland voor duizenden uren laswerk aan patina rond”.
Groet Theo
-
- Beginner
- Berichten: 43
- Lid geworden op: do 25 jul, 2013 14:28
- Locatie: Here, there and everywhere
Re: Bertone
Niet geholpen worden bij autopech is niet ongewoon in Frankrijk. Mijn zoon rijdt Renault en is meer dan vijf keer in de steek gelaten door hun dealers de afgelopen twee jaar. Eén keer toen direct geholpen door een Citroendealer en een keer door een onafhankelijke. Zelf dit jaar niet geholpen bij noodgeval door Citroën garage in St. Junien. Deden niet meer in Eenden was hun reden. Gelukkig was de Citroën garage uit Chabanais twintig km verderop wel bereid te komen en was er binnen een half uur na mijn telefoontje. En direct gemaakt. En ook nog voor een absurd lage prijs.AZL57 schreef: ↑zo 1 dec, 2019 16:47 Er is ooit een onderzoek van een zweedse verzekeringsmaatschappij geweest over de veiligheid van auto's bij ongevallen. Het schijnt dat de eend er best goed vanaf kwam.
Wat de hefboom krik van de chinees betreft. Ik was bij een citroendealer in Normandie en die had ook een hefboom krik met verstelbare pootjes zodat hij zowel voor de voor als achterkant gebruikt kon worden. Hij tilde wielen ongeveer een 5 cm van de grond. Maar ondanks dat weigerde hij mij te helpen met mijn defecte achterrem....
Heb na een klacht later een verontschuldiging gekregen van Citroen Frankrijk
AK 400 1973
2CV Special RHD 1987
2CV Special RHD 1987
Re: Bertone
Ja er zijn veel leuke gepatineerde Volvo's. Ik heb er twee in onderhoud, een katterug en een duett. Ook hier is regelmatig wat aan te doen. Moet wel zeggen dat de onderdelen vaak van een betere kwaliteit zijn dan wat we bij onze eenden soms voorgeschoteld krijgen.
diverse Citroens, wat anders.